Mohammed Benzakour en Nederlandse Intellectuelen
Commentaar Wim Duzijn 2002
Als anarchistisch schrijver - iemand dus die alle vormen van machtsmisbruik afwijst - voel ik me niet verwant met wat men noemt 'de Nederlandse intellectueel'.
Wanneer ik het woord 'Nederlandse intellectueel' hoor, dan krijg ik hartkloppingen, mijn voeten beginnen te zweten, mijn oren zwellen op en als gevolg van die geweldige druk in en op mijn hoofd raken mijn gehoorgangen verstopt zodat ik zo heel ineens niets meer hoor. Met andere woorden: zodra een Nederlandse intellectueel begint te spreken ben ik doof.
Ik dacht altijd dat ik de enige zonderling in dit land was die met deze akelige gewoonte was behept, maar gelukkig trek ik de laatste tijd in de meest merkwaardige contreien medestanders aan, 'broeders en zusters', om het eens mooi religieus uit te drukken, die melding maken van soortgelijke gewaarwordingen.
Heel apart en aanleiding gevend tot de meest wilde overpeinzingen, zoals: zou het anarchistische denken in opmars zijn? Zijn de geesten rijp voor een anarchistische machtsovername. Kunnen wij anarchisten de barricaden betreden en vechten voor onze overwinning?
Gelukkig zijn dat allemaal slechts wilde gedachten, want voor wildheid is een zekere mate van blind fanatisme vereist en helaas, wat ik ook zeg en doe, hoe wild ik ook tekeer ga, ik mis het vermogen fanatiek te zijn.
Ik zal daarom ook nooit een Nederlandse intellectueel kunnen worden, want het meest essentiële kenmerk van de hedendaagse Nederlandse intellectueel is dat hij een fanatiek moralist is.
Dat is de reden waarom Willem Frederik Hermans en Gerard Reve in het grote vergeetboek van de literaire geschiedschrijving worden opgenomen (aardige zonderlingen die als rare figuren een bescheiden bijrolletje mogen spelen) terwijl de middelmatige club van nietszeggende, maar wel zeer moralistische, zwamneuzen naar de hoogste regionen van literair wonderland worden doorgeschoven.
W.F. Hermans en Gerard Reve wijzen de kleinburgerlijke moraal af. Gerard Reve kiest daarbij voor het gnosticisme (scheppend positivisme), W.F. Hermans kiest voor het nihilisme (scheppend negativisme).
Zoals altijd ligt de waarheid weer ergens in het midden - fanatisme is de dood van de objectiviteit - en daarom is het ook onzinnig een keuze te willen maken tussen enerzijds Reve en anderzijds Hermans.
Ik heb het al eens eerder beweerd: wat de een te weinig heeft, dat heeft de ander te veel - en omgekeerd.
Wat je wel kunt zeggen is dat Harry Mulisch als schrijver volledig heeft gefaald, juist omdat hij gekozen heeft voor de kleinburgerlijke moraal.
De grootheid van een schrijver kan niet worden afgemeten aan de hand van de dikte van de boeken die hij schrijft.
Wat telt is de keuze voor onafhankelijkheid, de moed die een schrijver kan opbrengen alleen tegenover de meerderheid te gaan staan.
"De echte schrijver", stelt Franz Kafka, "is de schrijver die tegen de stroom durft in te zwemmen".
In Nederland wordt de lafheid op de troon geplaatst. Niet het verlangen naar inzicht beweegt de schrijver, maar het verlangen 'belangrijk' te zijn.
Kunst is hier niet een bezigheid die je plaatst in de eeuwenoude traditie van denkers die op zoek zijn naar waarheid en verlichting, nee, kunst staat in dienst van de ideologie, de ideologie van de moralistische burgerman, die een kleine groep ijdeltuiten belangrijk dient te maken.
Die combinatie van ijdelheid, lafheid en aangepast moralisme worden in de Volkskrant van 20 april op een bijzonder intelligente, scherpzinnige en humoristische wijze aan de kaak gesteld door Mohammed Benzakour, een Nederlandse schrijver die er blijk van geeft dat schrijver zijn iets anders dient te zijn dan laffe, primitieve kontlikkerij.
Ook al vliegen de bommen je om de oren, ook al staan de luitjes tierend en schreeuwend voor je deur, het kan allemaal niks bommen: je hebt de plicht de waarheid te vertellen.
Dat is de taak die alle denkers en profeten de mensheid gegeven hebben - de enige taak ook die een literair schrijver onderscheidt van een niet-literair schrijver.
In Nederland mag de waarheid niet verteld worden. Je moet eerst honderdduizend moralistische regeltjes in acht nemen, voordat je een uitspraak mag doen, hetgeen betekent dat het grootste stuk onbenul mag bepalen wie of wat jij bent.
In de discussie die is ontstaan tussen verdedigers van de Palestijnse zaak en verdedigers van de Zionistische zaak wordt op heldere wijze duidelijk waar zich intellectueel noemende mensen voor staan.
Mohammed Benzakour heeft een tv-gesprek gevolgd. De naam van het programma was Nieuws Aan Tafel. Oubolliger kan het bijna niet. Een grote keukentafel, een paar oud-Hollandse stoeltjes daar omheen, een schaaltje knapperige krentenbolletjes, een pakje roomboter natuurlijk, en dan met de mond vol eten 'het nieuws' erbij gehaald!
In Nederland houden wij niet echt van 'nieuws'. Alles wat nieuw is wordt hier onmiddellijk oud gemaakt. Dat is waarschijnlijk de reden waarom een bekende Franse schrijver ooit aan zijn landgenoten vertelde dat in Nederland de geschiedenis 50 jaar achterloopt.
Wie hier een uitspraak van een Nederlandse intellectueel wil analyseren, die zal zichzelf daarom terug moeten plaatsen in de tijd. We leven dus niet in het jaar 2002, maar in het jaar 1952. Dat dienen we ons goed te realiseren.
Mohammed Benzakour is zich daar niet van bewust. Hij denkt dat hij in het nu leeft, maar dat is een misverstand. We leven in 1952 en dat betekent dat hij nog niet is geboren.
De jaren vijftig beweging moet nog beginnen. En pas als die beweging enig succes weet te boeken is het mogelijk dat er een tijdversnelling optreedt, die ons er bewust van kan maken dat de wereld groter is dan het beperkte moralistische universum van Harry Mulisch en zijn dappere moralistenvrienden.
De jaren vijftig beweging (de beweging dus die het nieuws weer nieuw kan maken) is een beweging waarin het Maan-begrip 'verbeelding' centraal staat. Je zou het een islamitische beweging kunnen noemen, een beweging die het begrip 'islam' confronteert met zijn meest wezenlijke identiteit: de sociale, verbeeldingsrijke, vergevensgezinde Maanidentiteit.
De reden waarom de Islam mijn sympathie heeft is de keuze voor het tegen het kruis gerichte Maansymbool, waarbij we ons moeten realiseren dat een symbool verwijst naar latente mogelijkheden, die mogelijk in de werkelijkheid niet aanwezig zijn, maar die bij een goede sturing en/of begeleiding wel zichtbaar kunnen worden gemaakt.
Jezus (de man die de geestelijke stilstand van zijn tijd op wilde heffen) was de mens die kapotging aan het gebrek aan compassie. Hetzelfde overkomt nu de naar weten verlangende Arabieren. Ze dreigen het slachtoffer te worden van gewetenloze mensen die de compassie hebben afgezworen, vanuit de fanatieke, meedogenloze wil het Kruis te aanbidden.
Maan (fantasie, socialisme, vruchtbaarheid) tegenover kruis (lijden, isolement, geestelijke verstening).
De intellectuelen die Mohammed Benzakour observeert (Elsbeth Etty, Leon de Winter en Sylvain Ephimenco) zien de Arabieren als de vertegenwoordigers van de barbarij.
Arabieren zijn vernielzuchtige monsters die tot het laagste van het laagste behoren, omdat ze strijden tegen het zionisme.
Natuurlijk gebruiken deze intellectuelen het woord zionisme niet. Nee, eerlijk en objectief als ze zijn noemen ze strijd tegen het zionisme een strijd tegen 'het jodendom', waarmee (zo stellen zij) is aangetoond dat de betreffende lieden boosaardige antisemieten zijn.
Harry Mulisch kijkt welwillend toe. Hij noemt zichzelf 'de schrijver van de Tweede Wereldoorlog', die daarom zo belangrijk is voor hem, omdat ze hem in staat stelt het absolute goede (de joden) tegenover het absolute kwaad (de anti-joden) te plaatsen.
De zich 'intellectueel' noemende moralisten die de Palestijnse bevrijdingsstrijd gelijkstellen aan de poging van Osama bin Laden de Arabische wereld om te vormen in een fundamentalistische heilstaat zijn in feite geestelijke kinderen van Mulisch.
Mulisch is een opportunist. Hij was jarenlang een relatief onafhankelijke eenling, maar toen het tij keerde in de jaren zeventig trad hij in het huwelijk met een joodse vrouw en riep hij zichzelf uit tot spreekbuis van de 'goede joodse moraallievende mens'.
De antimoralistische schrijvers Gerard Reve en W.F. Hermans hebben hem nooit serieus genomen. Reve gebruikte het woord 'vullis'. Hermans noemde Mulisch 'een doodgewone fascist'.
Het feit dat mensen binnen de joodse gemeenschap niet in staat zijn op een eerlijke, objectieve wijze de primitief moralistische ideologie die de zionisten uitdragen te veroordelen wijst er op dat de schrijver Mulisch - als joods schrijver - volledig heeft gefaald.
Dat falen kan ons er bewust van maken dat elke vorm van literatuurbeoefening die zichzelf in dienst stelt van de kleinburgerlijke moraal een bezigheid is die de mens tot gevangene maakt van de domheid.
De drie schrijvers die op een niet-moralistische wijze belachelijk worden gemaakt door Mohammed Benzakour willen - dat beweren ze echt - de beschaving verdedigen.
Maar alles wat zij doen in feite is het verdedigen van oorlogsmisdaden, die alleen daarom geen misdaden worden genoemd omdat oneerlijke opportunisten als Mulisch en Leon de Winter antiliteraire en antifilosofische zaken als status, geld en macht belangrijker vinden dan het eeuwige verlangen van echte intellectuelen naar zelfstandigheid, onafhankelijkheid en waarheidsliefde.
Mohammed Benzakour & de multiculturele samenleving
Wat hebben we niet nodig?
Mij dunkt dat allochtone bedrijfskundigen, managers en economen niet de meest interessante succesgroep zijn voor een evenwichtige multiculturele samenleving die zich van binnenuit zal moeten doen gelden. Deze academici zijn veelal louter gebrand op een persoonlijke materiële toekomst en laten zich gek maken door de westerse tijdsgeest. Hun maatschappelijke inbreng reikt vaak niet verder dan de poorten van het bedrijf of de organisatie waar ze werkzaam zijn.
Wat hebben we wel nodig?
Wat vooral van node is, is een allochtoon intellectueel en alfa-wetenschappelijk kader dat een verdieping geeft van zowel het Afrikaanse, oosterse als westerse erfgoed en dat zich actief mengt in het publieke debat ten overstaan van een gehoor van krantelezers, televisiekijkers en boekenkopers. (Groene Amsterdammer, 11-8-1999)