|
Morele Verkrachting
Volkskrantblog van 12 april 2010 door Wim Duzijn
|
"Godsdiensten verloederen als leiders worden aangesteld met de taak om Gods wil uit te leggen aan de mensen, in plaats van hun te leren hoe ze die leiding in zichzelf kunnen vinden." James Redfield, in De Celestijnse belofte
|
Immoralisme is een begrip dat we in Nederland niet kennen. Nederland is het land van 'de morelen', de anti-anarchisten die altijd de moraal van de morele meerderheid verdedigen. Vandaar dat ik mijn vernieuwde Volkskrantblog in deze 'maand van de filosofie' (april 2010: thema VRIJHEID) start met een aantal eigenzinnige beschouwingen over dat immoralisme, dat duistere leefgebied waar alles wat kletsen en veroordelen wil met zo een grote boog omheen loopt.
Dat filosoferen meer is dan aan de eigen ideologie gebonden propagandastukjes produceren realiseren partijgebonden mensen zich zelden. Zij zien filosoferen niet als een vorm van relativeren (je los maken van schijnzekerheden), maar als een poging de onzekerheid van het vrije, individuele bestaan met behulp van filosofisch ogende toverformules te bezweren.
|
Anarcho-Liberale Verhandelingen
|
Orde & Chaos
Wetenschap is ordening, overwinning van de chaos, of, beter gezegd: wetenschap zou dat moeten zijn.., want in de kille, harde praktijk van het leven komt er van dat idealistische streven meestal weinig terecht.
Ja, op het beperkte terrein van de techniek, daar presteren we ongelooflijk veel. Als we een apparaat moeten ontwerpen ontpoppen we ons als geniale orde-scheppers. Mijn computer bijvoorbeeld, waar ik een soort liefdesrelatie mee onderhoud, is in alle opzichten een wonder van menselijk ordeningsvermogen. Maar daarbuiten, op ons eigen terrein, het gebied waar we als mens heer en meester zouden moeten zijn, presteren we bitter weinig.
De vals moralisme hatende schrijver Willem Frederik Hermans stelt het in zijn voorwoord bij de verhalenbundel Paranoia heel duidelijk: Er is in mensenland maar één woord: Chaos...
Hysterisch gesmeer. Morele ranselpartijen. Hypocriete huilpartijen. Intimidatie en chantage. Lafheid die tot kracht wordt verheven. Kilheid en frigiditeit die in ouderliefde worden omgezet. En ga zo maar door. We doen alles om te bewijzen dat we niet in staat zijn op een koele, cleane, eerlijke en ordelijke wijze met elkaar om te gaan.
Het schoolvoorbeeld van de onverantwoordelijke manier waarop mensen met elkaar omgaan was voor mij jarenlang professor Bob Smalhout, de tot moralist bekeerde arts en wetenschapper, die als Telegraaf-columnist jarenlang scheen te willen bewijzen dat we mensen die hun hele leven vakidioot zijn geweest, maar beter tot aan hun dood hun beroep kunnen laten blijven uitoefenen, omdat ze daar de minste schade aanrichten.
Dokter Bob was mogelijk een goede dokter, maar ik vond hem een bijzonder slechte columnist, en dat kan natuurlijk ook niet anders. De man heeft een beroep uitgeoefend waar je geestelijk lui van wordt. Letterlijk! Hij was anesthesist. Mensen verdoven..., dat was zijn vak.
En zeg nu zelf: Gas uit een flesje laten stromen is toch eigenlijk een bezigheid van niks? Kapje op het hoofd, diep ademhalen en lachend stap je aan de hand van meneer de dokter de vrolijke duisternis van het grote niets in.
Tegenwoordig schijnen ze het niet meer met lachgas te doen. Mogelijk een wat te immorele uitstraling, dat woordje lachgas, mensen op de gedachte brengen dat je om alles lachen mag...
Ik weet daar als medische leek natuurlijk niet het fijne van af en morele dokter Bob van de Telegraaf peinst er niet over mij daar iets meer over te vertellen, omdat de moralist in hem dat verbiedt.
In de ordelijke wereld van Morele Bob staan chirurgen mijlenver van hun patiënten af en negen van de tien patiënten krijgen de schrik van hun leven als ze al die enge mannen zien die, in giftig groene jasjes gestoken, op een welhaast militaristische wijze hun beroep uitoefenen in een kil-betegelde, volledig van de buitenwereld afgesloten operatiebunker.
Daarom was zijn goed bedoelende moraal waarschijnlijk ook zo kil. Zolang een mens de ellende buiten de eigen deur weet te houden is hij per definitie een anti-moralist. Het schijnt echt zo te zijn dat een klein beetje echt, persoonlijk doorvoeld lijden een mens 'menselijker' maakt....
Dat het anders kan, wat minder kil en militaristisch, bewijst de medicus Jan Janbroers, die een artikel in de Telegraaf laat beginnen met de oproep: "Word veel ziek en laat je in elk geval ten minste eenmaal opereren..."
Het is een zinsnede uit een boek dat de menselijke titel draagt: 'De arts als patiënt', waarin de schrijver ons het gewone, menselijke gezicht van de arts wil laten zien. Niet de man aan de andere kant van het bureau, die omringd door hoge stapels glossy auto- en woonbladen eeuwig gezond zit te wezen in een wereld vol zieken, nee, de man, die net als wij zo zijn problemen heeft, die ziek kan worden en die net als de gewone patiënt bang kan zijn voor een wereld die toch eigenlijk in het leven is geroepen met de bedoeling andere mensen te helpen.
Zo'n arts, daar kun je respect voor hebben. Dat is geen kille, moralistische robot, zo van: 'dit moet je doen, en dat moet je laten en dat is totaal verboden...', nee, dat is een mens, die weet hoe verschrikkelijk klein en zwak je jezelf kunt voelen als je van het leven een enorme mep gekregen hebt.
Ik heb jarenlang als patiënt in een wereld geleefd waarin ik degene was die de klappen kreeg en als je dat alles moet beleven vanuit een permanente positie van zwakte, dan verlies je toch echt het vertrouwen in de arts en word je bij tijden doodsbang voor al diegenen die zich 'hulpverlener' noemen.
Je ontdekt dat al hun hulp er alleen maar toe leidt dat jij voortdurend zwakker wordt, terwijl zij zingend en dansend zich een weg banen door een wereld die volgestapeld is met leed.
Artsen en hulpverleners ontpoppen zich (zo ervaar je dat in beroerde tijden) als vampiers. Ze bouwen geen wereld op waarin jij beter kunt worden, waarin je sterker en krachtiger wordt, nee, integendeel, ze bouwen een wereld op waarin jij nooit meer beter mag worden.
Dat is een gruwelijke ontdekking. Het maakt je kwaad en bitter en strijdvaardig. Waarom zijn zij allemaal zo waanzinnig sterk? Waarom wonen zij in grote paleizen en waarom zit de patiënt binnen een wereld waarin alles grootheid en weelde mag zijn op een armzalig bankje in de gang, met een stapel vol zorgen en problemen, tussen mensen die ook alleen maar problemen hebben, problemen waar ze op een welhaast exhibitionistisch-masochistische wijze mee te koop gaan zitten lopen..., alsof leed een grote mannenpiemel is, waarmee je andere mensen kunt choqueren....
Etter, slijm, verkalking, kanker..., je kunt het zo gek niet verzinnen, of het wordt wel ter sprake gebracht in de kille opbergruimten waar mensen wachten op genezing. En nooit komt er een man in het blauw opdagen die de onverlaat op autoritaire toon toevoegt: "Dicht die jas, viezerik, val mensen niet lastig met dat grote perverse kankergezwel van je..."
Het onverschillige teveel
Erg eerlijk is het allemaal niet. Je wilt op een normale manier leven en je hebt net zoveel rechten als anderen, dus waarom die vreemde zwakheid in de wereld van het allesoverheersende veelsteveel?
En dan te bedenken dat in mijn geval de ellende begon in een tijdperk waarin revolutiemakende idealisten van de wereld een paradijs wilden maken, een socialistische heilstaat waarin geen tegenstellingen meer zouden bestaan, een wereld van eerlijk delen waarin een intellectueel een arbeider moest worden en een arbeider zou worden omgetoverd in een fijne, stoere vent, waar je als intellectueel een echte 'maat' aan had...
De praktijk van dat verheven idealisme was minder mooi, zoals dat altijd het geval is in een wereld waarin moralisten de macht in handen hebben.
In de maanden mei en juni van het jaar 1970 stuurde de rector-magnificus van de Universiteit van Amsterdam, professor (A.D.) Belinfante (geb. 10-9-1911), de studenten een aantal open brieven toe, waarin gewezen werd op de wantoestanden die er op diverse instituten heersten.
Marxistische studenten oefenden een schrikbewind uit, zodat er van het aloude principe van de niet aan een kleinburgerlijke moraal gebonden wetenschappelijke kennisoverdracht niets meer terecht dreigde te komen.
"Het zijn utopisten. Ze willen mensen veranderen, nieuwe mensen scheppen...", merkte Belinfante op, "en ze hechten geen waarde meer aan het degelijke ouderwetse opvoedprincipe van kennisoverdracht. Ze weten alles beter.."
In simpele woorden uitgedrukt kun je stellen dat de watjes (de goedzakken die een hekel hebben aan ruzie) werden geterroriseerd door een wilde, agressieve horde (Martin van Amerongen sprak op een welhaast liefdevolle wijze over 'Gideonsbende'), zodat het socialistische ideaal van de opheffing van tegenstellingen - culminerend in een alles en iedereen omvattende synthese - in feite een volstrekt lege huls was.
Morele Bob van de Telegraaf probeert de Telegraaflezers voortdurend een verkeerde voorstelling van zaken te geven, wanneer hij het onderwerp 'jaren zestig' in zijn columns centraal stelt.
Bij voortduring schildert hij de jaren 60 en 70 af als de wereld van de 'softies' en de 'bloemenkinderen', zodat niet de harde moralistische linkse dwingelanden verantwoordelijk worden gesteld voor de chaos, maar de naïeve, softe idealisten, die je in feite alleen maar kunt verwijten dat ze gewoon veel te soft en te naïef zijn geweest.
Erg vals, als je er goed over nadenkt.., maar ook het bewijs voor de juistheid van de stelling dat harde kleinburgerlijke moralisten altijd elkaar de hand boven het hoofd houden, hoe tegenstrijdig hun opvattingen ook mogen zijn.
De softe mens was en blijft in een moralistische machowereld altijd de zondebok en de pispaal...
|
|
Het gevoelige IK bestaat niet
Ik was als eeuwige buitenstaander (serieus, overgevoelig - dus kwetsbaar, vrouwelijk, niet echt heterosexueel) geen marxist en geen moralist, en daarom uitermate kwetsbaar in een wereld waarin een man weinig meer mag zijn dan een clichés uitbrakende egoïst, die rijdend op een motor - het mannelijkheidsymbool bij uitstek - zijn onverschilligheid voor het lot van zijn minder sterke medemens dient uit te dragen.
De jaren-zeventig-generatie werd gedomineerd door psychologiehatende, activistische collectivisten (de enkeling als voelend en denkend wezen bestond niet), die hun chaos oproepende onverschilligheid verborgen achter een stalen muur van meedogenloos moralisme. Geen fijnzinnige, op medelijden gebouwde moraal dus, maar een kille constructie, die er alleen maar was om een schijn van orde op te bouwen.
Daarom werden we in de jaren 80 ook geconfronteerd met het merkwaardige verschijnsel dat iedereen zijn oude idealen overboord gooide, zodat er helemaal niets overbleef van het idealisme dat als een soort revolutionaire bezielingsdrang de wereld had moeten veroveren.
Aan oppervlakkig politiek activisme gebonden moralisten, dat blijkt steeds weer, zijn zelden echte idealisten.
Zulke moralisten zijn machtsdenkers en daarom voeren zij altijd een beheersingsdrama op, een begrip dat afkomstig is uit het filosofisch-spirituele boek DE CELESTIJNSE BELOFTE van James Redfield, waarin de schrijver benadrukt dat de meeste mensen er alleen maar op uit zijn anderen te gebruiken en te misbruiken.
Ze spelen een spel dat een daadwerkelijke confrontatie met de problemen dient te voorkomen. Hun moraal is een lege huls, een laagje vernis dat de chaos aan het oog dient te onttrekken. Het idealisme van anderen wordt gebruikt, maar nooit in werkelijke daden omgezet, omdat een vampier alleen maar uit is op de primitieve bevrediging van een lust die groter is dan hemzelf. Daarom leeft hij ook eeuwig, omdat hij in feite niet bestaat.
Alles wat hij vertegenwoordigt is een zielloze, geobsedeerde gerichtheid op het gebruiken van anderen, in dienst van een kracht die het leven wil onderwerpen aan de dood. Hetgeen een geweldsdaad is die 'morele verkrachting' kan worden genoemd.
Volgens het christelijke evangelieverhaal veroordeelde Jezus van Nazareth tweeduizend jaar geleden in de religieus-nationalistische joden, die zijn voornaamste tegenspelers waren, het lege, vampiristische moralisme dat in zijn ogen een verkrachtingsdaad was: vernietiging van de vrijheid en het recht een eigen leven op te bouwen.
Hij was geen wildeman die de zinloze chaos van de politieke revolutie predikte. In het evangelie lees je voortdurend dat een mens de maatschappelijke spelregels in acht moet nemen, maar dat hij zich moet verzetten tegen diegenen die de wet verkondigen zonder er zelf naar te willen leven: de hypocrieten en de waanwijzen, die voortdurend met de vinger naar anderen wijzen, maar die uit elkaar springen van woede wanneer ze zelf ter verantwoording worden geroepen door een eerlijke, integere ander.
De arts Jan Janbroers is geen primitieve moralist, omdat hij niet de behoefte heeft zichzelf boven de ander te plaatsen. In dat opzicht verschilt hij van zijn collega Smalhout, die jarenlang deel heeft uitgemaakt van een bevoorrechte kaste, waarvan het belangrijkste kenmerk is dat ze altijd gezond is in een wereld waarin de ander eeuwig ziek moet zijn.
De door niemand serieus genomen schrijver JAN ARENDS neemt die gevoelloze, bevoorrechte artsen onder vuur in het verhaal Keefman.
In dit verhaal richt een psychiatrische patiënt zijn woede op de groep artsen die altijd boven de anderen wil staan, de artsen die er niet zijn om mensen beter te maken, maar die er zijn om ziekenhuisbedden te vullen, zodat de patiënt wordt gereduceerd tot een zielloos object, waarmee de arts of de verpleegkundige de tijd op een probleemloze wijze kan doden.
|

"Hoe vaak heb ik je al niet gezegd dat ik mij geheel wil inzetten voor de psychiatrisch gestoorde mens. En dan zit jij maar te lullen en met je hand over je kin te wrijven. Dat is zeker een tik van je? Altijd dat gepluk aan die kin. En dan de smoesjes die je verkoopt. Dat ik niet geschikt zou zijn voor de verpleging van psychisch of psychiatrisch gestoorde mensen omdat ik geen mulo-diploma zou hebben. Alsof dat ter zake doet of je diploma's hebt. Natuurlijk doet dat ter zake. Dat weet ik ook wel.
Mijn hele leven is verpest door die rotdiploma's. Want zeg nou zelf vriend. Waarom hebben anderen wel diploma's en ik niet. Daar zit wat achter.
En wat is nou iemand met een mulo-diploma. Ik ben er zeker van dat ik dat werk net zo goed doe als iemand met een diploma. En jij bent dokter. Dus je kan het weten. Waarom adviseer je mij dan niet? Waarom geef je ze niet de raad bij zo'n psychiatrisch instituut om mij aan te nemen? Jouw woord is immers wet..
Die dingen liggen niet zo eenvoudig, mijnheer Keefman. Dat zeg je altijd. Die dingen liggen niet zo eenvoudig. Houd jij je zelf soms voor scherpzinnig met die stomme opmerkingen van je?
Die dingen liggen wel eenvoudig. Je hoeft alleen maar op te bellen. Zo gaat het nou eenmaal in het leven. De dingen gebeuren op afspraak. En op voorspraak. Dat is het.
Ik heb nooit voorspraak gehad in mijn leven. Daarom zit ik hier in het gekkenhuis. Omdat ik nooit voorspraak heb gehad in mijn leven. Anderen rollen overal binnen. Maar mij wijzen ze de deur. Ze wijzen mij de deur zeg ik je. En nou heb je weer een ander lulpraatje.
Weet je waar ik soms zin in heb ? Om die stompzinnige bek van jou in elkaar te slaan. Want nou heb je weer een ander smoesje. 'U moet het zelf doen, mijnheer Keefman. U moet het zelf doen....
Weet je wat er aan schort? Jij wilt mij helemaal niet begrijpen..." (Jan Arends, fragment uit 'Keefman', 1972)
|
De meeste artsen zijn zich er niet van bewust dat ze deel uitmaken van een vals-moralistische orde, die door sommige maatschappijcritici in de jaren zestig 'het systeem' werd genoemd. Binnen dat systeem wordt door moralisten het menselijke leed geëxploiteerd.
Zulke schertsmoralisten lossen niks op, omdat ze niks op willen lossen. Ze gebruiken het kwaad om er het eigen kwaad mee goed te praten. Ze rijden rond in grote morele karren die met goud zijn volgeladen en ze spannen er doodrustig, zonder enige gewetensproblemen, een horde kapotgeslagen mensen voor.
Zijn er kinderen gebruikt of mishandeld? O, niks aan de hand, gauw een bit in de bek en als de bliksem voor de morele kar. Dan is iedereen dik tevreden. Met gevoelens heeft dat alles niks te maken. Morele verontwaardiging is een methode om niet te hoeven voelen. Morele verontwaardiging doodt het gevoel.
Empathie of meegevoel spant het slachtoffer van terreur en geweld niet voor een lompe burgermanskar. Gevoel pakt een kapotgeslagen kind beet en probeert het te troosten. Gevoel kent erotiek en kan die erotische werkelijkheid, juist omdat het eerlijk is, beheersen, maar ontkent het niet.
Ontkenning van gewone menselijke drijfveren staat altijd in dienst van het kwaad. Hulpverleners die de ontkenning van gewone menselijke gevoelens prediken zijn kwaadaardige wezens die de titel 'hulpverlener' niet verdienen.
Wijsheid is altijd bevestiging van de volledigheid van het bestaan. Alleen door je gevoelens te bevestigen ben je in staat ze te beheersen.
Morele terreur
Liefde voor kinderen is een doodgewone zaak. Ouders houden ook van hun kinderen. En ze gaan daarbij vaak heel erg egoistisch te werk. Ouders gaan lukraak emotionele banden aan met hun kinderen zonder het kind ooit te vragen of het er wel van gediend is. Ouders dringen kinderen hun morele waarden op. Ouders verwachten van hun kinderen dat ze denken zoals zij zelf denken. Daar valt weinig tegen te doen, omdat mensen nu eenmaal mensen zijn.
De meeste hulpverleners staan daar nooit bij stil. Streng-gereformeerden, orthodoxe joden, fundamentalistische moslims en andere mensen met een uiterst bekrompen wereldbeeld worden nooit als hulpbehoevende patiënt in hun spreekkamer neergezet. Omdat we hebben afgesproken dat bekrompen mensen, die de geest van andere mensen op een negatieve wijze beïnvloeden (misvormen zelfs...), normaal zijn, ook al zijn ze met hun angsten, hun wanen en hun wereldvreemde geloofsopvattingen stapelgek!
In de jaren zestig wilde de anti-psychiatrie die idiote toestand aan de kaak stellen. De anti-psychiatrie stelde zich op het standpunt dat de wereld waarin we leven niet normaal is, een ouderwets-religieuze visie waar elke echte schrijver zich onmiddellijk bij aansluit.
Er is maar een echt werkelijk woord, stelt de pessimistische schrijver Willem Frederik Hermans, Chaos.
Dat de wereld van de vals-moralistische (ander woord voor kleinburgerlijke) hulpverlener als chaotisch omschreven dient te worden is een overduidelijke zaak. Alleen al het gemak waarmee men verschillende feiten en zaken door elkaar hutselt..., alsof er een drakerig schepsel uit een ouderwets sprookjesverhaal voor je staat, gekleed in een zwarte jurk, een lange puntmuts op het hoofd en een versleten bezemsteel tussen de magere heksenbenen geklemd.
Met een akelige lach bereidt zij, roerend in een zwartgeblakerde ketel, haar giftige drankjes en zalfjes. Een vette pad hier en een zwarte tor daar, en in een mum van tijd is ons maatschappelijke hulpverlenersdrankje klaar.
Een zeventienjarige jongen die op zijn tiende jaar was verkracht, lees ik in het Algemeen Dagblad, dat in gesprek is met een hulpverlener, zei tegen mij: deze man heeft mij voor altijd het recht afgenomen om in mijn eigen tempo mijn eigen sexualiteit te ontdekken.
Dat is niet helemaal waar. Verkrachting hoeft geen ontkenning te zijn van eigen sexualiteit, kan als positief bij-effect zelfs ontdekking van eigen sexualiteit mogelijk maken, met name in een wereld waarin heterosexualiteit alleenzaligmakend is verklaard.
Dat betekent niet dat je verkrachters positief moet benaderen. Verkrachting is en blijft een daad van geweld, die daarom verwerpelijk is, omdat het gelijkheidsprincipe en het beginsel van het recht om 'nee' te zeggen worden ontkend.
Het gebruik van geweld is niet iets bijzonders. Geweld wordt op verschillende manieren uitgedragen en elk mens krijgt er in zijn leven in meer of mindere mate mee te maken. Waar het om gaat is dat verkrachting als sexuele geweldsdaad gevaarlijk is voor de sexuele ontwikkeling van een mens omdat het begrip sexualiteit er door in een negatief, liefdeloos daglicht wordt geplaatst.
De verkrachter draagt het kleinburgerlijke idee uit dat sex een dierlijke, liefdeloze kracht is, waarvan je nooit in je leven op een simpele, kinderlijke wijze genieten mag, zodat je als naar liefde verlangend mens binnen die gevoelloze gebruikswereld altijd een bleke, schimmige, zielige figuur blijft die de gevangene is van een algemeen geaccepteerde verkrachtingsideologie.
Het juiste antwoord daarop is niet het ontwerpen van een kwaadaardige moraal die alle vormen van sexualiteit slecht maakt, maar het naar voren schuiven van mensen die laten zien dat sexualiteit, uitgedragen door vrijheidlievende mensen, ook een liefdevolle kracht kan zijn: een positieve moraal dus die de gewelddadige dwingeland die alleen op dierlijke lustbevrediging uit is veroordeelt.
Verkrachting van mensen (ze tot voorwerp maken van zinloos, intimiderend geweld) gebeurt op verschillende manieren, ook binnen de vriendenkring, ook binnen het gezin en binnen het religieuze milieu.., fysiek, zowel als geestelijk.., dat dienen we ons goed te realiseren, want waar het op aankomt is dat verkrachters deel uitmaken van een en dezelfde categorie: de categorie van dwingelanden, die de begrippen 'genieten', 'extase', 'overgave', 'bevrediging' en 'liefdevolle eenheid' ontkennen.
Juist omdat een verkrachter het ongelijkheidsdenken vertegenwoordigt is hij niet in staat een ander duidelijk te maken dat elke liefdesdaad gericht dient te zijn op het opheffen van ongelijkheid.
Wie verkrachting en zinloos geweld wil voorkomen zal toe moeten groeien naar het besef dat sexualiteit die wordt uitgeoefend door kinderlijke, vrijheidslievende mensen andere mensen (man, vrouw, kind of wie of wat dan ook) absoluut geen schade berokkent.
Wanneer ik Rudi van Dantzig op de televisie zie (choreograaf en schrijver van het boek 'Voor een verloren soldaat'), dan denk ik bij mezelf: Die man is de ideale pedofiel, die kan kinderen op een liefdevolle wijze inwijden in de wereld van de erotiek. Die man heeft iets kinderlijks over zich, die is in staat een kind als gelijke tegemoet te treden.
Wie zo iemand een 'monster' en een 'kinderverkrachter' noemt, die is geen goede hulpverlener, maar een kwaadaardige moralist, die de zielen van onschuldige kinderen vergiftigt.
Ik heb ze gezien, de kleine met gif volgespoten kinderen, die door journalisten om hun mening werd gevraagd na de moord op een aantal schoolkinderen in Engeland.
Ze reageerden niet als kinderen: 'Erg', of 'Ik werd er helemaal koud en bang van...' Nee, ze stonden daar als kille, moralistische robotten een kille burgermansmoraal uit te dragen, met zinnen als: 'Een viezerik was het', en: 'De man was pervers'.
Dat zijn geen kinderlijke meningen. Een kind weet helemaal niet wat pervers is, hoort dat ook helemaal niet te weten. Nee, het zijn de meningen die hatende volwassenen erin gegoten hebben, meningen die - juist omdat ze zijn gebaseerd op haat - de onschuld van het kind vermoorden.
Zulke met haat volgegoten kinderen zijn een gevaar voor de samenleving. Ze hebben een wapen in handen gekregen waarmee ze anderen (ook vrijheidslievende, gevoelige anderen) kunnen terroriseren en vernietigen.
Kleine, kille, boosaardige blagen (want kinderen zijn doodgewone mensen en zoals er boosaardige volwassenen zijn, zo zijn er ook boosaardige kinderen...) geven we macht over volwassenen, en dat is de domste daad die we als opvoeder kunnen stellen.
We brengen ze op die manier geen normbesef bij, nee, we leveren ze uit aan een wereld waarin alleen de woordjes 'macht', 'dwingelandij' en 'terreur' belangrijk zijn, zodat verkrachters (ook de zich 'goed' noemende moralisten onder hen - de morele verkrachters dus... ) altijd verkrachters blijven, daders, maar ook slachtoffers: slaven van een moraal die alleen maar gebruikers en misbruikers in het leven roept.
|

Jan Arends: Keefman
James Redfield: De Celestijnse Belofte
Rudi van Dantzig: Voor een verloren soldaat
Michel Dhondt, De Tijd Staat Stil, gedichtenbundel
|
Wim Duzijn, Zwolle, Nederland
|
|
|