Mensen zijn geen originele wezens.
Ze vergeten alles wat ooit gebeurd is, pakken een leeg papier, dopen een ouderwetse pen in een ouderwetse pot inkt, en schrijven een betoog dat de ontkenning is van alles wat is gebeurd en ooit nog zal gebeuren.
Dat noemen we 'cultuur'.
Wat wij cultuur noemen, stelt de totaal vergeten schrijver Willem Frederik Hermans in een van zijn ooit zo befaamde - maar totaal vergeten essays - is weinig meer dan een laagje vernis, waaronder de meest verdorven vuiligheid schuil gaat.
Hermans was een eenling. Zich positief noemenden cultuurmakers - degenen die alles op alles zetten om pessimisten in het vergeetboek te plaatsen - hadden - toen Hermans nog leefde - geen hoge dunk van deze pessimistische zonderling. In de cultuurstad Amsterdam werd de schrijver zelfs op de zwarte lijst geplaatst, omdat hij weigerde de apartheidspolitiek in Zuid-Afrika op een scherpe, principiële wijze te veroordelen.
Nu Hermans dood is zullen deze positieve geesten dus zeer zeker niet de moeite nemen zijn uitspraken te citeren. Wat wil je. Zij zijn het laagje vernis, waaronder volgens de grote schrijver het vuil schuilgaat...
Als onafhankelijk, anarchistisch schrijver, iemand die zowel optimist als pessimist is, iemand die daarenboven alle vormen van apartheid principieel veroordeelt, kan ik alleen maar met deernis neerblikken op het primitieve gestuntel van mensen die elkaar met woorden bekogelen, zonder dat ze ook maar ooit de moeite nemen zich in te leven in de positie van mensen die in een wereld leven waarin het woord volmaakt zinloos geworden is, omdat hun wereld beheerst wordt door de gekken en de waanzinnigen, waarnaar Hermans in zijn pessimistische betogen verwijst.
De pessimist Hermans weigerde de rechtse extremisten (blanke machthebbers) 'gek' te noemen (hetgeen natuurlijk zeer inconsequent is en in strijd is met zijn pessimistische levensvisie), en zijn optimistische tegenstanders weigerden de linkse extremisten (rode machthebbers) te veroordelen.
Waaruit mag blijken dat woorden zinloos zijn in handen van mensen die weigeren de rol van onafhankelijke intellectueel te spelen - wat er om hen heen ook gebeurt.
Dat laatste is uitermate belangrijk. Een intellectueel is alleen dan een intellectueel, wanneer hij zich niet laat beïnvloeden door de waan van de dag.
Wie terugkijkt op de oorlogen die het Westen de laatste decennia heeft gevoerd, en wie goed kijkt naar de houding van de zich intellectueel noemende schrijvers en wetenschappers gedurende die periodes, die ziet al snel in dat ons land geen intellectuelen kent.
Wel jabroers, opportunisten, zalvers, hypocrieten en kontlikkers. O, die zijn gewoonweg niet te tellen, zodat je rustig de conclusie mag trekken dat mensen alleen schrijver en wetenschapper kunnen worden in dit land wanneer ze tot het hoogstaande ras van jabroers behoren.
Als kind heb ik vaak een kerk bezocht waarin (gedurende de adventsperiode en de kerstdagen) naast de ingang een kitscherig beeld van een engel was opgesteld, met opgeheven, samengevouwen handen, waarin zich een geldgleufje bevond. Wanneer je een geldstukje in het gleufje wierp, dan begon het hoofd van de engel zich te bewegen, gevangen in een verticale boog, die - zoals de wetenschappelijk geschoolde lezer weet - de jabroer-stand symboliseert, en een metalige stem riep vervolgens een aantal maken: "Dank u wel..", net zo lang tot de bij de munt behorende tijdslimiet verstreken was.
Dergelijke, van felle, uitdagende kleurtinten voorzien stenen 'Dank u wel'-zeggers maken in ons land de dienst uit. Voert er iemand oorlog, vliegen de bommen en granaten ons om de oren, dan werpt een anonieme instantie in Den Haag een grote munt in de jabroers-gleuf van het kolossale dank-u-wel-zeggers-monument dat in een ondergrondse, tegen atoomaanvallen beveiligde bunker staat opgesteld, en het resultaat is iedere keer opnieuw dat een kolossaal koor van steunbetuigingen optreedt - net zolang tot de bij de grote munt behorende tijdslimiet - net als bij de engel in mijn kindertijd dus - verstreken is.
Jabroers zijn - ik kan het niet vaak genoeg zeggen - de dood in de pot.
Echte intellectuelen zeggen 'nee' als het oorlog is. En intellectuelen doen dat omdat zij tegen zinloos geweld zijn. Daarom zijn intellectuelen helden, omdat zij ook 'nee' zeggen als blijkt dat onze machthebbers in feite doodgewone dictators zijn.
Een intellectueel is iemand met een gevoelige hersenpan. Zo'n hersenpan raakt ontwricht wanneer het wordt getroffen door zinloos geweld. En daarom wijst iemand met een gevoelige hersenpan alle gedragsvormen die hem ziek maken af, ook al weet hij dat hij door een dictator op een genadeloze wijze zal worden afgeslacht.
Wanneer mensen dus voor zinloos geweld zijn - ook al proberen zij daarvoor allerlei goedklinkende argumenten aan te dragen - bewijst dat de stelling van pessimisten dat zij geen gevoelige hersenpan bezitten. Zij hebben, in simpele bewoordingen uitgedrukt, "een plaat voor de kop". En met mensen die gepantserd met betonnen of metalen platen door het leven trekken valt - wanneer je gevoelig bent - niet samen te leven.
Goed geweld en slecht geweld bestaan niet wanneer je gevoelig bent. Een gevoelig mens gaat aan goed geweld net zo snel kapot als aan slecht geweld. Alles wat een gevoelig mens wil is het geweld stoppen en daarom kiest hij voor die methoden die niet op de korte termijn, maar op de lange termijn uitzicht op succes bieden.
Gewelddadige mensen zien dat niet in. Zij hebben een plaat voor het hoofd en daarom kan het hun niet schelen of de wereld wel of niet beheerst wordt door gewelddadige mensen. Voor hun is het leven niet kiezen tussen intellectuelen en anti-intellectuelen, maar tussen gewelddadige winnaars en gewelddadige verliezers. Mensen die aan dat primitieve spel kapot gaan, een spel dat zij - als dappere plaat-voor-de-kop-helden - jarenlang kunnen spelen, hebben pech gehad.
In de Volkskrant van 5 januari 2001, probeert Volkskrantmedewerker Arie Elshout de oorlog in Afghanistan, die door de Verenigde Staten gewonnen werd, te koppelen aan intellectuele en morele overwegingen.
Tijdens de oorlog hield hij de mond stijfdicht. Toen waren intellectuele en morele overwegingen volstrekt onbelangrijk en toen werden mensen die met dergelijke overwegingen aan kwamen zetten ronduit gek verklaard. (Zo werd Marcel van Dam, die het waagde, de motieven van de daders ter sprake te stellen, een 'zielige, laffe eenling' genoemd).
Het gek verklaren van mensen die tegen zinloos geweld zijn is kenmerkend voor het intellectuele en morele klimaat in ons land"
Zaniken over moraal als het niet nodig is, en de mond dicht houden wanneer praten over moraal heel erg hard nodig is.
Daarom heeft Hermans gelijk wanneer hij stelt dat cultuur een laagje vernis is waaronder dood en verrotting schuil gaan.
Nieuw is dat pessimistische wereldbeeld niet. Jezus van Nazareth huldigde soortgelijke opvattingen en wie het nieuwe testament goed leest zal ontdekken dat Jezus de geestelijke en morele leiders van zijn tijd verweet dat ze alleen maar mannen van het woord waren, die niet de moeite wilden nemen hun mooie woorden in daden om te zetten.
De term farizeeër is symbolisch geworden voor de schijnheilige mooiprater, die alleen maar slijmt en femelt, maar die altijd weigert concrete daden te stellen - vooral niet op die momenten waarop het stellen van daden noodzakelijk is.
Jezus' strijd was een strijd van de eerlijke, principiële mens tegen de principeloze femelaar, de hypocriet, die de principiële mensen aan het kruis slaat en zijn eigen principeloosheid tot cultuur verheft.
Arie Elshout is de femelende mooiprater die slechts een ding bewijst met zijn mooie woorden, de stelling dat de geschiedenis zich voortdurend herhaalt.
Na de Golfoorlog (de oorlog van Amerika tegen Irak), gebeurde precies hetzelfde. Voor en tijdens de oorlog riep iedereen dat oorlog noodzakelijk was - mensen die tegen de oorlog waren werden verketterd, zelfs uitgemaakt voor landverraders (!) - en na de oorlog werden er duizenden munten in de jabroers-automaten geworpen teneinde het volk duidelijk te maken hoe goed en vredelievend en moreel hoogstaand wij allen wel niet zijn...
"Cultuur", stelt W.F. Hermans, "is weinig meer dan een laagje vernis.."
Arie Elshout heeft besloten het oude, afgezaagde liedje opnieuw te zingen. Niet met een ander melodietje erbij, of met een anders gekleurde tekst, zodat je bij jezelf denkt: "Goh, hij heeft in ieder geval een beetje fantasie..", nee, saaiheid troef, en dus weer gegrepen naar de oude, welbekende clichés, waar de quasi-intellectuele middenstand in dit land niet genoeg van schijnt te kunnen krijgen.
Centraal in Arie's betoog - de naam 'Arie" - sorry dat ik het moet opmerken - klinkt niet bepaald vertrouwenwekkend - centraal in 'deze man' zijn betoog daarom - 'deze man' klinkt een beetje stoerder: een term dus waaraan je een standpunt kunt koppelen, hetgeen bij namen als Arie, Gerrie, Juultje en Marietje volstrekt onmogelijk is... - centraal in zijn betoog dus staat de zin:
"Weerzin tegen de oorlog is tegenwoordig het overheersende sentiment".
Dat is dus een aperte leugen. Juist omdat de weerzin tegen oorlog voeren ontbreekt in kringen waar het besluit over wel of niet oorlog voeren genomen wordt - duikelen we van de ene oorlog in de andere oorlog.
Wanneer we tegen de oorlog zouden zijn zou er geen oorlog zijn. Heel simpel is dat.
Ik ben een fervent tegenstander van oorlog. Die weerzin vloeit in belangrijke mate voort uit mijn fysieke en psychische conditie. Ik ben te zwak om te winnen en te gevoelig om aan oorlog een goed gevoel over te houden. Oorlog voeren put me uit. Ik word er niet sterker door en daarom mijd ik oorlog. Mensen die me dwingen oorlog te voeren mijd ik zoveel mogelijk en als ze me lastig vallen is er voor mij maar een keus: Me terugtrekken en een veiliger oord opzoeken.
Daarom zal ik er nooit over peinzen oorlogszuchtige creaturen op machtsposities in de maatschappij neer te zetten. Ben je generaal, kolonel, luitenant of wat dan ook, dan zul je in mijn wereld nooit koning worden. "Wegwezen', is alles wat mijn gevoelige intellectuelenbrein mij ingeeft wanneer ik een lomp stuk onbenul op het televisiescherm zie verschijnen.
Mensen die intelligent en gevoelig zijn mogen in mijn wereld de baas zijn en dat is de reden waarom ik een vredelievend mens ben.
In femelaarsland geldt het omgekeerde. Daar mag je alleen maar koning zijn wanneer je op de militaire academie gezeten hebt.
En nu doet zich het vreemde feit voor dat Israël en Amerika, de landen waar de Hollandse femelaar met zijn mooie morele praatjes vol bewondering tegen opkijkt, geleid wordt door mensen die de militaire academie belangrijker vinden dan de wereld van wat zij noemen 'de intellectuele miet'
Israël en Amerika zijn mannensamenlevingen. In Israel mag je alleen premier worden wanneer je generaal in het leger bent geweest. Amerika zit anders in elkaar. Amerika is een mannensamenleving - je telt alleen mee wanneer je tien revolvers en vijf windbuksen in het naaimandje van moeder de vrouw hebt verstopt - waarin de president een femelaar moet zijn. Zodat we de in alle eerlijkheid de conclusie kunnen trekken dat onze wereld geregeerd wordt door generaals en femelaars, niet bepaald een werkelijkheid dus, waaraan je als intellectueel hoogstaande morele betogen kunt verbinden.
Toch probeert de femelaar Elshout dat te doen. Tijdens de oorlog hoorde je hem niet, maar nu wil hij de leiders in de wereld (de generaals en de medefemelaars dus) er op wijzen dat in een democratie de weerzin tegen oorlog zo groot is, dat het hanteren van de oorlog als machtsinstrument niet onbeperkt kan worden toegestaan.
Waarom toch altijd die moedige woorden als de oorlog voorbij is?
Na de Golfoorlog werd hetzelfde gezegd. Ook toen werd gesteld dat kwade machten ons de oorlog opdringen en dat het schandalig is dat kwade mensen ons - de goeden - dwingen slecht te zijn, omdat wij natuurlijk niet over ons mogen laten lopen.
De Golfoorlog was in moreel opzicht een minder goede oorlog dan de oorlog tegen Afghanistan. Irak vormde geen bedreiging voor het westen. Irak wilde toegeven. Het enige wat Irak wilde voorkomen was gezichtsverlies, een eis die ook werd gesteld door de Taliban-regering in Afghanistan - een regering die bereid was de hoofdverdachte, Osama bin Laden, uit te leveren aan een onafhankelijk tribunaal.
Die eis werd afgewezen omdat Amerika de mening was en is toegedaan dat toegeven aan de eisen van anderen het eigen beeld van onaantastbare macht en superioriteit aan kan tasten. Met andere woorden: waar men zelf gezichtsverlies als de ergste vorm van schandalisering ziet die denkbaar is, daar weigert men in te zien dat de tegenstanders waarmee men te maken heeft gezichtsverlies ook zien als een immens schandaal.
De Arabieren gebruiken het woord 'eer'. Zonder eer is het leven zinloos. Dat is hun devies en ondanks alle mooie praatjes dat wij zo moreel hoogstaand zijn en dat wij tegen de oorlog zijn weigeren we domweg andere mensen een eervol bestaan te gunnen.
Wanneer je een dergelijke houding aanneemt, wanneer je beleid er dus op is gericht andere mensen te vernederen - te ont-eren - dan ben je geen moreel wezen, nee, dan ben je generaal of een femelaar, en wanneer er dan ook een oordeel moet worden uitgesproken over het betoog van Volkskrantmedewerker Arie Elshout, dan moeten we ons afvragen tot welke bevolkingsgroep hij behoort: de groep van generaals of de groep van femelaars?
Arie Elshout gebruikt intellectueel aandoende methoden. Veel citeren dus uit intellectuele boekjes - "Wat we nodig hebben is de zwijgzame bereidheid te doen wat gedaan moet worden, zoals in de film High Noon" - Eliot Cohen), daaraan de conclusie verbinden dat hier wordt opgeroepen op een nazistisch-gehoorzame wijze het geweld te accepteren, maar dan tegelijkertijd stellen dat kwade machten een kwade daad gesteld hebben die ons dwingen te tonen dat wij de meeste macht bezitten:
"Dat is de tragiek van de macht, dat je gedwongen kunt worden die te bevestigen."
Zoals gezegd, tien jaar geleden - na de Golfoorlog - werd precies hetzelfde gezegd, waaruit je mag concluderen dat na de volgende oorlog we opnieuw geconfronteerd zullen worden met dit ouwe, bekende moralistendeuntje - dat alleen maar bewijst dat de zanger ervan een femelaar is - zodat het me goed lijkt dit artikel uit te printen en aan de muur te hangen, met daarboven de tekst: "Lezen wanneer kwade machten ons weer tot oorlog voeren dwingen".
Volstrekt voorbijgegaan wordt aan het feit dat de tegenstanders mensen zijn, die ook hun gevoelens en hun gedachten hebben, mensen die niet alleen maar handelen vanuit kwade motieven, maar ook vanuit de instelling dat er iets mankeert aan ons gedrag.
Waarom nou nooit eens de moeite genomen een intellectueel gesprek aan te gaan met de ander en op grond daarvan een artikel schrijven waarin de vraag wordt gesteld of het allemaal niet anders had gekund - of - beter nog - of het in de toekomst allemaal niet anders kan.
Want daar gaat het uiteindelijk om. Zeuren over het verleden is zinloos, tenzij de wil aanwezig is uit het verleden een les te trekken. In dat geval wordt een intellectueel betoog geen vervelend zeurderig femelaarverhaal, waar generaals glimlachend een papieren hoedje uit kunnen vouwen, maar een intellectueel pleidooi voor een herwaardering van de rede als instrument in de politiek.
Generaals en femelaars zijn vijanden van het intellect. Nooit zal er een beschaafde wereld kunnen ontstaan in een wereld waarin generaals en femelaars de dienst uitmaken.
Dat is in feite ook de boodschap van het evangelie. Jezus ging tekeer tegen generaals en femelaars. Generaals willen macht en femelaars geven hen de intellectuele instrumenten om die macht naar eigen goeddunken toe te passen.
Jezus was een intellectueel. Geen generaal, geen femelaar, geen godsdienstwaanzinnige, geen hypocriet, geen voorstander van een laffe oorlog, maar ook geen voorstander van een laffe vrede.
Jezus koos voor de democratische oorlog. Je tegenstanders uit de tent lokken op een agressieve wijze. Fel ageren. Fel reageren. Maar altijd op een wijze die de ander als mens respecteert. Hem niet kapotmaken dus, maar zelfs verdedigen, wanneer blijkt dat hij door ziekte en rampspoed getroffen wordt. In moderne rechtstermen uitgedrukt zouden we zijn gedrag 'kiezen voor het principe van fair play' kunnen noemen.
'Fair play' houdt in dat je een zwakke tegenstander ontziet. Er zijn regels waaraan vechtersbazen zich te houden hebben. In een boksring plaats je zwaargewichten tegenover zwaargewichten. Zodra je een zwaargewicht tegenover een vlindergewicht zet weet de toeschouwer dat hier gehandeld wordt in strijd met de principes van fair play.
De wereld van de politiek - de wereld dus van de generaals en de femelaars - kent dat eenvoudige 'Fair Play'-principe niet.
De kwestie Israel-Palestina is daarvan het meest schrijnende en meest frappante voorbeeld. Een immense machtsmachinerie wordt in stelling gebracht om de rechten van een kleine, relatief zwakke groep mensen te vernietigen.
Dat gedrag moet goedgepraat worden. En daarom onderwerpen we ons aan het gezag van generaals en femelaars. Alleen zij kunnen ons goedmaken. En daarom is het niet verwonderlijk dat de redactie van de Volkskrant Arie Elshout een groot artikel laat schrijven over de moraal. Want Arie is een femelaar - en hij is het boezemvriendje van de generaals.
Hij zegt dat wij goed zijn, en dat is in feite het enige wat generaals nodig hebben: Collaborateurs, die alles wat we doen goedpraten. Alle andere intellectuelen (zoals bijvoorbeeld de pessimistische schrijver Willem Frederik Hermans) zijn stof, dat op een zinloze wijze verwaait in de wind...
Wim Duzijn,
anarchistisch schrijver, 5 januari 2002.