Arabische Vrouwelijkheid

Vrouwen in het socialistische Irak

Was Mohammed een vrouwenhater?


28. O profeet! Zeg aan uw vrouwen, "Als gij het leven dezer wereld en zijn luister wenst, komt dan, ik zal u een geschenk geven en u op een grootmoedige manier vrij laten.
29. Maar indien gij Allah en Zijn boodschapper en het tehuis van het Hiernamaals wenst, dan heeft Allah waarlijk voor degenen onder u die goed doen, een grote beloning."

Koran 33 - De Confreranten (Al-Ahzaab)


".. op een grootmoedige manier vrij laten..."

"I am not saying let’s be modern and give women what they are getting elsewhere. Instead, I ask we go back 1400 years, to the time of the Prophet, when women could ride and drive, trade and fight, judge and rule in legislation and government.
Men, then, didn’t feel bad about it. Prophet Mohammed (peace be upon him) worked for his merchant wife, Khadeja, and told his companions to consult his other wife, Aesha, in their religious affairs. Women argued with him and his Caliphs in public.
When women were right, great men like the second Caliph, Omar, admitted their mistakes and revised laws accordingly. As for fight, we owe a great woman warrior the life of our Prophet. She was the one who defended him in the battle of Ohud when most men ran away.
How come after fourteen centuries of progress we still don’t have women ministers, ulemas, or even Shoura members?" Khaled Batarfi, in: ARAB VIEW


"De profeet Mohammed is niet de stichter van een nieuwe godsdienst, maar een man die als prediker zichzelf plaatste in de lijn van de joods-christelijke traditie. De Koran is dus in feite een toevoeging en kan niet gezien worden als een zelfstandig geschrift. Over Mohammeds persoonlijke leven is weinig bekend. Hij leefde uiterst eenvoudig en was altijd bereikbaar voor zijn volgelingen; het enige privilege waarop hij aanspraak scheen te maken, was zijn uitgebreid huwelijksleven. Hoewel hij aan anderen ten hoogste vier echtgenotes toestond, trouwde Mohammed na de dood van zijn eerste vrouw nog een dozijn andere vrouwen, waarvan sommigen om politieke redenen.
Mohammed's leven kent een weinig succesvolle profetenperiode (Mekka) en een periode waarin hij een succesvol politiek leider was (Medina). In dat opzicht verschilt hij duidelijk van zijn voorganger Jezus van Nazareth, die geestelijke ontwikkeling altijd zorgvuldig gescheiden hield van het verlangen naar politieke macht. Mohammed hield van macht en vrouwen, eiste erkenning en kon bijzonder wraakzuchtig reageren wanneer men hem tegenwerkte. Vanwege die uiterst zwakke karaktereigenschappen, die hij in de vorm van 'goddelijke uitspraken' in de Koran heeft neergelegd, dienen zijn uitspraken zeer kritisch bekeken te worden."


Establishing first women society

O Prophet! Say unto thy wives: If ye desire the world's life and its adornment, come! I will content you and will release you with a fair release. (Koran 33;28)

At the beginning of the 20th century Iraqi women were deprived of education, surrounded by illiteracy and shackled by backward social attitudes and values dominant then.
The beginning of women rise depended on the encouragement of some Iraqi writers and intellectuals who assisted her through their articles on women. Top among those writers was Iraqi well-known poet Jameel Sidqi al-Zahawi. He wrote an article entitled In Defense of Women issued in the Egyptian newspaper “Al-Mu’yed” in which he asked the man to change his view about women as she is a human being enjoying rights the same as that of man and should not be disdained. His article hit great sound amid Iraqi circles and was dismissed of the law school where he was studying.
Iraqi women continued fighting for raising their social status and did not care for opposing stances despite the obstacles put in their way until they put sowed of this rise in 1924 when they established first women society named (Women Advancement Society). Its headquarter was at al-Sabunchiya quarter in Baghdad. Asma’ al-Zahawi headed the society and worked for achieving women goals. She was the first to pave the way for women advancement in Iraq. In its program, the society stressed on educating, employing and liberating women from some social restrictions.


Batool Al-Fekaiki

Klik hier Born in Iraq in 1952 and living in London, Batool Al-Fekaiki received her BA from the Institute of Art in Baghdad. Her art is presented in oil on canvas and drawing. She uses art to express her inner thoughts and to symbolise her views of the world around her. Driven from home due to the Gulf War, her work defies the cold realities of misery and suffering that is synonymous with the plight of today's Babylonia. Instead, there is hope, there is faith and there are dreams; such is the human spirit that is beautifully captured on canvas in Al-Fekaiki's many inspirational paintings.
Her work is no stranger to the art scene in the Middle East nor in Europe. Al-Fekaiki's works have appeared many times in various national and international exhibitions
"For me a painting is a key to unlock the internal world or the private sphere which would be impenetrable otherwise".

Of Poets, Prophets, and Politics

In the town of Al-Basrah in Iraq, poets gather every year for a poetry festival, just as they did fourteen centuries ago.
In Cairo every Friday, people come together at the shrine of Ibn al-Farid, a thirteenth-century Sufi poet, to hear his poems read. And in Yemen, poetry is still vital for negotiating and settling tribal disputes.
While Westerners may be surprised by the notion that poetry is an effective way to convey a political message, Bassam Frangieh says it is an integral part of Arab culture.
“In every Arab country every day, poets appear on television, on the radio, or in the newspaper. Every single newspaper in the Arab world every day has poetry -- this is nothing new,” says Frangieh, who is professor of Arabic at Yale University.

“Poetry is the essence of Arab culture.” (By Rachel Galvin )


Poezie is de essentie van de Arabische cultuur

Wanneer we de Arabische wereld bekijken, dan zien we hoe een cultuurvijandige beweging, het fundamentalisme, de Arabische cultuur, waarvan de essentie poetisch (dus vrouwelijk!) is, probeert te vernietigen.
Het rechts-religieuze zionisme steunt het fundamentalisme, dat de vrouwelijke Arabische cultuur wil vernietigen, in dienst van keihard, vrouwenhatend kapitalisme.
Arabische leiders zouden daarom in moeten gaan zien dat zij hun vrouwelijke waarden dienen te verdedigen.

Het fundamentalisme met zijn primitieve vriend-vijand-denken is de vijand van de op positieve gastvrijheidswaarden gefundeerde Arabische cultuur. Alleen wanneer men dat in gaat zien, kan men de pogingen van het Westen de Arabische wereld te onderwerpen weerstaan.


Israel: patriarchale macho-samenleving

"Israel is a place of contradictions," said Shulamit Aloni, a veteran civil rights activist and founder of the leftwing Meretz political party. "On the one hand, the sky is the limit for women in civil life, but we also live in a patriarchal and macho society - patriarchal because in personal status we are under the direction of the clergy which is very backward, and macho because of the army. In this kind of society, whenever someone is not pleased with his life, or whenever he has a problem, the victim of his rage and disgust will be a woman." (The Guardian, 23-3-2001)

Een cultuur van vrouwenhaters

Weinigen zullen het geloven maar toch is het een keihard feit dat de moderne Nederlandse literatuur vervaardigd wordt door een immense kliek vrouwenhaters.
Waar namelijk het kille burgerdom werkzaam is, en het merendeel van de Nederlandse schrijvers, uitgevers en recensenten maakt deel uit van het benepen kleinburgerlijke filisterdom, daar worden 'de vrouwtjes' gehaat...; dat is een doodsimpele, zeer voor de hand liggende gevolgtrekking.
Natuurlijk, de burgerman, leugenaar als hij is, zal proberen de schuld op anderen af te schuiven. Als een klein, stout jongetje projecteert hij zijn haatgevoelens in boeven, moordenaars, pedofielen en homoseksuelen, en wanneer die afwentelingpoging succes heeft, dan is dat voornamelijk te danken aan het feit dat hij deel uitmaakt van een gigantische massa medeburgers.
Alleen de geborgenheid die een harteloze burgermaatschappij hem verschaft stelt hem in staat zijn niet al te fraaie illusies in stand te houden.
Hij, de burgerman, is degene die 'de vrouwtjes' bewondert, dat maakt hij zichzelf graag wijs.
Hij ziet in een vrouw weliswaar een 'seksobject', maar ook een 'wonder', een 'aanlokkelijk geheim', dat het absolute tegendeel is van de man.
Graag plaatst hij de vrouw op een voetstuk, zonder te beseffen dat een dergelijke vorm van welhaast religieuze verering de vrouw juist tot een voorwerp van haat maakt.
Wie 'de vrouw' werkelijk bewondert, die zet haar niet op een voetstuk, nee, die ziet het als zijn eerste taak 'vrouw' te worden.
Een man die geen 'vrouw' wil zijn, die het zelfs afschuwelijk vindt om 'vrouwelijk' genoemd te worden, zal nooit in staat zijn een vrouw op basis van gelijkwaardigheid te benaderen. Altijd zal een vrouw een vijandig object blijven in zijn angstige, bekrompen mannenwereldje, dat is opgebouwd uit drogbeelden, waanideeën en illusies.
De 'vrouw', dat is een beeld als andere beelden, een van de werkelijkheid afgesplitst afgodsbeeld, dat wegvoert van de 'god' die men zelf zou moeten zijn...
Iedereen weet dat de levende God, de God van al het bestaande, die het tegendeel is van de door ons aanbeden bezitscultuur, zowel mannelijk als vrouwelijk is. Iedereen weet dat die God, alomvattend als hij is, het vermogen bezit zich als man en als vrouw aan de mensen te manifesteren, maar bijna niemand trekt daaruit de conclusie dat hij zelf dat vermogen dus ook bezit.
"Ik een vrouw? Ik een kut en tieten? Kom nou..."
"De vrouwtjes", zo merkt de verontwaardigde burgerman op, "die hebben tieten en een kut, maar ik, ben een normale man en zo een normale man wil ik altijd blijven!"
Goddelijk wil hij natuurlijk best zijn, maar dan wel op een ongevaarlijke, altijd kleinburgerlijke wijze, via een cultuuropvatting, die het begrip 'goddelijkheid' heeft aangepast aan zijn bekrompen waarden en normen.
Zo denkt hij dat hij met behulp van meditatie de hemel kan bereiken. Urenlang neemt hij met gekruiste benen plaats op een kleurrijk tapijt van oosterse makelij en met gesloten ogen concentreert hij zijn naar verstilling strevende gedachten op mooie (soms ook uiterst dreigende en gewelddadige) beelden, met de bedoeling een gevoel van extase op te roepen (een 'extase', die, dat spreekt vanzelf, is losgekoppeld van zijn seksuele, of beter gezegd erotische betekenis, omdat erotiek en cultuur binnen de wereld van de gearriveerde burger aan elkaar tegengestelde begrippen zijn).
Cultuur, dat is in zijn ogen 'het verlangen naar schoonheid', en hij realiseert zich niet dat schoonheid alleen daar kan ontstaan waar het vuil wordt opgeruimd.
Wie zijn huis schoon wil maken, die pakt een emmertje met sop, een stel boenders en de grote alle vuil verslindende stofzuiger, en die gaat, gewapend met dat gigantische assortiment reinigingsmiddelen de vloeren, de ramen en het meubilair bewerken, net zo lang tot hij zijn doel heeft bereikt.
De cultuurliefhebber echter is een man die een huis wil schoonmaken door op zijn luie kont te blijven zitten. Op een zeer naïeve wijze denkt hij: 'Als ik maar lang genoeg blijf praten over het schone en het edele in de mens, dan zal het vuil vanzelf wel verdwijnen...'
De schoonheid die hij zoekt bestaat uit het verheerlijken van het middel. Omringd door grote plastic flessen vol schoonmaakmiddelen zit hij op zijn culturele troon, en ook al roep je hem toe dat hij de handen uit de mouwen moet steken en dat hij niet bang moet zijn de vingers vies te maken, het mag allemaal niet deren: hij wil niet smerig worden - want wie smerig is kan in zijn ogen niet 'schoon' meer zijn...
Zo gaat het ook met zijn fraaie, hoogdravende opvattingen over God.
Wanneer je hem vertelt dat een schepper van alles een androgyn wezen is, zowel mannelijk als vrouwelijk, dan weigert hij je serieus te nemen.
Hij wil geen 'mietje' zijn, want dat is in feite de echte naam van de vrouw, die hij voor het oog der wereld aanbidt. Nee, de vrouw is alleen mooi wanneer ze op een voetstuk wil plaatsnemen. Zodra ze hem wil dwingen gelijk aan hem te worden barst hij in woede uit.
"Het is toch walgelijk", schreeuwt hij, "om zo'n stel smerige dellerige kutlippen tussen je benen te hebben...? En dan die gore kerels die boven op je neervallen - alsof je een goedkope slet bent... Niks hoor, dat heeft met schoonheid niets te maken..."
Nee, het begrip androgyn verwijst volgens hem naar het hogere, een buitenwereldse werkelijkheid, waar mannen niet gedwongen worden zich te vereenzelvigen met het 'smerige' lijf van een vrouw.
Het lichaam, zo stelt hij, dient overwonnen te worden!
En zo kan het gebeuren dat hij het lichaam gaat haten, het gaat verbergen, lomp of ziek maken of zelfs verminken...
Dat is natuurlijk een absurde daad. Wie het menselijke lichaam haat zal nooit een ander mens lief kunnen hebben, laat staan een ander genezen, want genezen, heel maken, is in diepste wezen een liefdevolle handeling - een weerspiegeling van het verlangen de ander mooi te maken.
Wie niet tot Liefde in staat is, wie niet bereid is de ander te beschermen tegen het op verminking gerichte denken van lichaamshaters, die zal nooit een ander mens kunnen overstralen met gedachten van schoonheid en gezondheid, ook al verkondigt hij de fraaiste literaire platitudes en clichés.
De kleinburgerlijke vrouwenaanbidder is de vertegenwoordiger van de kille afstandelijkheid, de ziekte, de verminking en de zinloze haat.
Hij laat zich tiranniseren door zijn angstgevoelens en weigert in te zien dat zijn angst de motor is van alle ellende die de mens zijn medemens aandoet.
De angst overwinnen? Het negatieve krachtenveld dat bezit van hem heeft genomen te lijf gaan? Ach nee, dat vindt hij maar een enge zaak, nee, hij wil alleen maar praten over over al die zaken - doen wil hij niets...
"Een daad stellen?", vraagt hij je met een verbaasde blik in de ogen, "een daad? Wat is dat: een daad?"
En ook al leg je hem uit dat het stellen van een daad in ieder geval betekent dat je breekt met een wereld waarin nooit iets mag veranderen (de negatieve, vervuilde wereld van de kleinburgerlijke ideologie), hij laat zich daardoor niet overtuigen.
Nee, het stellen van een daad rukt hem los uit de mooie wereld van filosofie en cultuur en hij weigert 'de schoonheid' los te laten.
God vinden? Ach ja, waarom ook niet? Als het maar mag gebeuren op zijn eigen kleinburgerlijke wijze..., in een moskee, een kerk of een synagoge.
Zonder 'heiligdom' is hij een hulpeloze invalide, die machteloos toeziet hoe de wereld door de schoonheidlievende mensen om hem heen wordt verwaarloosd, verslonsd en verslodderd, zonder dat ooit de gedachte in zijn hoofd opkomt dat hij op een hele ordinaire wijze keihard 'NEE' moet schreeuwen, wanneer hij een eind wil maken aan de vervuiling.

God, dat is NEE zeggen tegen een liefdeloze wereld.
God, dat is afrekenen met zinloze abstracties.
God, dat is het zinvol maken van moeite, angst en pijn.
God, dat is breken met de kinderachtigheid van valse vrouwenaanbidding, om op die manier door te dringen tot de androgyne wereld van het kind, dat juist vanwege het androgyne karakter in geestelijk opzicht vitaal en gezond is!

Een vrouw als een geïdealiseerde anti-man op een troon zetten, zodat zij onophoudelijk wordt overstelpt met haat en afschuw, dat is een daad van weerzinwekkende onnozelheid.
Een vrouw bewonderen en haar tegelijkertijd gevangen zetten in een verleugende mannenwereld, dat is een leugendaad.
De 'vrouw' die de kleinburger op de troon zet bestaat helemaal niet. Ze is niets meer dan een illusie, instandgehouden door een angstige wereld, die de Angst in een culturele vorm gegoten heeft.
Zo een 'vrouwelijk schijnwezen', dat is opgebouwd uit twee tieten, een kut en een paar nijvere handen die nooit in dienst staan van het aan geen enkele burgerlijke wet gehoorzamende zinnelijke genot, is niets anders dan een dood voorwerp.
'Sokken stoppen' en 'kleedjes haken', dat is in de ogen van de meeste mannen een goddelijke bezigheid, en of je ze nu al vertelt dat je vrouwen beledigt door hen te reduceren tot sokkenstopsters en spreienhaaksters, dat zal hen er niet toe kunnen bewegen de ingeroeste meningen te veranderen.
De man die 'man' wil zijn heeft een onwrikbaar wereldbeeld nodig dat hem bevrijdt van de moeilijke opdracht goddelijk te zijn, zodat hij rustig kan filosoferen over het mooie begrip 'androgynie', zonder ooit gedwongen te worden 'androgyn' te zijn.

Op die passieve wijze bouwt hij zijn cultuur op. Op die manier beoefent hij 'kunst':
De kunst van het gehaakte beddesprei. De kunst van de in Schone Gewaden gestoken vrouwenhaat. Kortom: De Kunst van een God die het Leven haat.

Brief aan de Volkskrant,
Zwolle, 23 april 1991


Hebben en Zijn
Ed Hoornik

Op school stonden ze op het bord geschreven,
het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven;
de ene werkelijkheid de ander schijn.

Hebben is niets, is oorlog, is niet leven,
is van de wereld en haar goden zijn.
Zijn is, boven die dingen verheven,
vervuld worden van Goddelijk pijn.

Hebben is hard, is lichaam, is twee borsten,
Is naar de aarde hongeren en dorsten,
is enkel zinnen, enkel botte plicht.

Zijn is de ziel, is luisteren, is wijken,
is kind worden en naar de sterren kijken,
en daarheen langzaam worden opgelicht.

Terug naar het socialisme?

"De zionistische revolutie begon honderd jaar geleden in Palestina op basis van volledige gelijkheid van man en vrouw. In de eerste kibboetsen (collectieve nederzettingen) gingen mannen en vrouwen samen naakt onder de douche en deden ze gelijke arbeid. Trouwen was er niet bij. Vrije liefde was het motto toen. Aan aanrandingen en het afdwingen van seksuele gunsten werd toen niet gedacht." (SALOMON BOUMAN, NRC, 26-4-2000)

Wie de geschiedenis van het zionisme bekijkt, die ziet dat er in de begintijd een duidelijk verschil bestond tussen socialistische, naar vrijheid verlangende idealisten, die het juk van de onderdrukking van zich af wilden schudden, en oerconservatieve, aan macht verslaafde ideologen, die dat socialistische idealisme alleen maar gedoogden, zolang men maar niet de moeite wilde nemen zich te bemoeien met het repressieve beleid van de machthebbers.
Je zou kunnen zeggen dat een groot deel van de Israëlische samenleving bestond uit domme kinderen, die druk bezig waren met net te doen alsof ze in een leuk padvinderkamp leven, terwijl de harde werkelijkheid van de politieke machthebbers die ze onderdanig en slaafs gehoorzaamden de volledige ontkenning vormde van alle waarden en normen die akela's en hopmannen hun pupillen bij plegen te brengen.
Padvinders zijn geen nationalisten. Padvinders zijn wereldburgers. Daarom is Baden Powell een oneindig grotere geest dan de stichter van de zionistenbeweging, Theodor Herzl.
Herzl zou een aardige man zijn geweest wanneer hij zich zou hebben gedistantieerd van rechtse ideologen. Maar helaas, hij was zelf een rechtse ideoloog en dat hebben de socialistische padvinders in Israël nooit begrepen.
Socialisme is in het leven geroepen om de strijd aan te binden met keihard, op onderdrukking en uitbuiting gericht machtsdenken. In Israël hebben socialisten echter volledig vergeten waar ze voor willen vechten. Ze leveren zich uit aan eng nationalisme, terwijl hun strijdlied 'De Internationale' wordt genoemd.

Waarom halen zij dat oude strijdlied niet eens uit de kast? En als ze het niet meer bezitten, dan kunnen ze het wellicht cadeau krijgen van PvdA-leider Ad Melkert, die er duidelijk mee in zijn maag zit. Schenk het weg, zou ik tegen Ad willen zeggen, doe er een gouden cadeaupapiertje om heen en stuur het per ijlbode naar de Arbeiderspartij in Israël. Want als er een groep mensen nodig moet ontwaken om onrecht en oude vormen te bestrijden, dan is het wel de groep Israëliërs die zichzelf 'socialist' noemt.

Ontwaakt, verworpenen der aarde!

De staat verdrukt, de wet is gelogen,
De rijkaard leeft zelfzuchtig voort;
Tot merg en been wordt de arme uitgezogen
En zijn recht is een ijdel woord
Wij zijn het moe naar anderer wil te leven;
Broeders hoort hoe gelijkheid spreekt:
Geen recht, waar plicht is opgeheven,
Geen plicht, leert zij, waar recht ontbreekt.

Duizend en een Nacht

Er wordt altijd enigszns laatdunkend gesproken over de achterlijke cultuur van barbaarse Arabieren, maar we zien daarbij wel over het hoofd dat die die zogenaamd achterlijke cultuur ons een van de mooiste verhalenbundels aller tijden heeft opgeleverd: de reeks sprookjesachtige verhalen die we 'De Verhalen van Duizend en een Nacht' noemen.
Waar de Arabische vertellers in deze verhalen zeer vrijmoedig praten over erotische onderwerpen, ook al wordt daaraan altijd een enigszins hypocriet aandoende moralistische zedepreek verbonden, daar werden in het verleden door preutse, puriteinse Westerse vertalers alle zaken die in strijd waren met onze bekrompen burgermanswaarden radicaal uit de verhalen verwijderd. Nog altijd wordt de ongekuiste versie geweerd uit jeugdbibliotheken, alsof de Arabische vrijmoedigheid een bedreiging vormt voor het denken van onze nette, brave Westerse kinderen...
Hieronder wordt een gedeelte weergegeven uit de 389e en 390e nacht, waarin liefde en erotiek centraal staan.

Meisjes of Jongens?

De wijze Omar Al-Homsi vertelt:
In het 566e jaar van de Hedzjra kwam in Hama op haar rondreis de geleerdste en welsprekendste vrouw van Bagdad, Sett Zahia, zij die door alle geleerden van Irak de Meesteres der Meesters genoemd werd.
Verlangend om haar te horen, verzocht ik mijn vriend, de geleerde sjeik El-Salhanni, me te vergezellen naar de plaats waar ze die dag debatteerde. Sjeik El-Salhanni nam de uitnodiging aan en wij begaven ons beiden in de zaal waar Sett Zahia achter een zijden gordijn zat om geen inbreuk te maken op de gewoonten van onze godsdienst. Wij gingen op een van de banken zitten en haar broeder zorgde voor ons, door ons met vruchten en verversingen te bedienen.
Nadat ik me bij Sett Zahia had laten aandienen en mijn naam en titels gezegd had, kwam ik met haar in gesprek over het goddelijk recht en over de verschillende uitleggingen van de wet, die door de geleerdste theologen van de oude tijd gedaan waren. Wat mijn vriend, sjeik El-Salhani betreft, zodra hij de jonge broeder van Sett Zahia had opgemerkt, een jongen van buitengewone schoonheid, zowel van gezicht als van gestalte, was hij buiten zichzelf van bewondering, en kon hij geen oog meer van hem aflaten. Sett Zahia bemerkte weldra hoe verstrooid mijn metgezel was, en nadat ze hem had gadeslagen, begreep ze tenslotte de gevoelens welke hem dreven. Ze noemde hem plotseling bij naam en zei: "Het schijnt me toe, o sjeik, dat gij tot degenen behoort die de voorkeur geven aan jongens boven meisjes!".
Mijn vriend glimlachte en zei: "Zeker!"
Ze vroeg: "En waarom, o sjeik?"
Hij antwoordde: "Omdat Allah het lichaam van de jongelingen met bewonderenswaardige volmaaktheid, tot schade van de vrouwen heeft gevormd, en omdat mijn smaak me ertoe brengt in alles de voorkeur te geven aan de volmaaktheid boven het onvolmaakte!"
Zij lachte achter het gordijn en zei: "Welnu, als ge uw mening wilt verdedigen ben ik klaar u te antwoorden."
Hij zei: "Heel gaarne."
Daarop vroeg ze: "In dat geval moet ge me uitleggen hoe ge de voortreffelijkheid der mannen en jongelingen kunt bewijzen, boven die der vrouwen en meisjes."
Hij zei: "O meesteres, het bewijs dat ge vraagt kan eensdeels geleverd worden door de logica der redenering en anderdeels door het Boek en door de Soenna."
Inderdaad wordt er in de Koran gezegd: "De mannen overtreffen de vrouwen verre, want Allah heeft hun het overwicht gegeven". Er wordt elders gezegd: "In een erfenis moet het deel van de man het dubbele van dat der vrouw zijn; zo zal de broeder tweemaal meer dan zijn zuster erven." Deze heilige woorden bewijzen ons dus en stellen voor altijd vast dat een vrouw als niet meer dan de helft van een man beschouwd moet worden.
Wat de Soenna betreft, zij leert ons dat de Profeet (moge de vrede en het gebed met hem zijn) het zoenoffer van een man op tweemaal de waarde van dat van een vrouw schatte.
Als we ons nu met de zuivere logica bezighouden, zien we dat de rede de traditie en de leer bevestigt. Als wij ons inderdaad eenvoudig afvragen: 'Wie heeft de voorrang, het actieve wezen of het passieve wezen?', zal het antwoord ongetwijfeld ten gunste van het actieve wezen luiden. Nu is de man het actieve beginsel en de vrouw het passieve beginsel. Er is dus geen aarzeling mogelijk. De man staat boven de vrouw, en de jongeling is daarom verkieslijk boven het jonge meisje."
Maar Sett Zahia antwoordde: "Uw aanhalingen zijn juist, o sjeik. En ik erken met u dat Allah in zijn boek de voorkeur aan de mannen boven de vrouwen gegeven heeft. Alleen heeft Hij niets in bijzonderheden vastgesteld en Hij heeft in het algemeen gesproken. Als gij nu de volmaaktheid der dingen zoekt, waarom gaat gij dan alleen naar de jongelingen? Gij moest dan de voorkeur geven aan mannen met baarden, aan de eerbiedwaardige sjeiks met gerimpeld voorhoofd, die nog veel verder op de weg der volmaaktheid voortgeschreden zijn."
Hij antwoordde: "O zeker, mijn meesteres. Maar ik vergelijk hier de grijsaards niet met de oude vrouwen, daarom gaat het niet, maar alleen om de jongelingen, waartoe ik door mijn gevolgtrekkingen kom. Gij zult mij toch moeten toegeven, o meesteres, dat niets bij de vrouw vergeleken kan worden met de volmaaktheden van een schone jongeling, met zijn buigzaam middel, de fijnheid van zijn ledematen, met het mengsel van tedere kleuren op zijn wangen, met de lieflijkheid van zijn glimlach en de bekoorlijkheid van zijn stem. Overigens heeft de Profeet zelf, om ons opmerkzaam te maken op zulk een duidelijke zaak, gezegd: "Laat niet uw blikken te lang op jongelingen zonder baard rusten, want zij hebben verleidelijker ogen dan die der hoeri's." Ge weet bovendien dat de hoogste lof welke men de schoonheid van een meisje kan toezwaaien, bestaat in de vergelijking ervan met die van een jongeling. Ge kent wel de verzen waarin de dichter Aboe-Nowas over dit alles schreef, en het gedicht waarin hij zei:

"Zij heeft de heupen van een jongen, en zij wiegt zich in de lichte wind zoals de ban-twijg wiegt io de bries van het Noorden!"

Als nu de bekoorlijkheden der jongelingen niet duidelijk de overhand hadden op die van de meisjes, waarom zouden de dichters ze dan als punt van vergelijking gebruiken? Bovendien is het u wel bekend dat de jongeling zich er niet alleen mee vergenoegd goed gebouwd te zijn, maar hij weet onze harten in verrukking te brengen door de bekoorlijkheid van zijn taal en de bevalligheid van zijn manieren. Daarbij is hij zo heerlijk wanneer het jonge dons zijn lippen en zijn wangen, waar de rozenbladen met elkaar huwen, schaduw begint te geven. En kan men iets ter wereld vinden, dat te vergelijken is met de bekoorlijkheid welke hij op dat ogenblik ten toon spreidt? Wat had de dichter Aboe-Nowas gelijk toen hij uitriep:

"Deze afgunstige kwaadsprekers, zij zeggen me: 'De stoppels beginnen zijn lippen ruw te maken'. Ik zeg hun: 'Hoe groot is uw vergissing. Hoe kunt ge die versiering als een gebrek beschouwen? Dat dons verhoogt de blankheid van zijn gelaat en zijn tanden, zoals een groen sieraad de glans der parels verhoogt. Het is een bekoorlijk teken van de nieuwe krachten die zijn kruis verwerft!
De rozen hebben een plechtige gelofte gedaan, nooit hun wonderbaarlijke kleuren van zijn wangen te wissen. Zijn oogleden weten ons een welsprekender taal te zeggen dan die van zijn lippen, en zijn wenkbrauwen kunnen nauwkeurig antwoorden.
De stoppels, voorwerpen van uw kwaadsprekerij, zijn niet verder gegroeid dan om zijn bekoorlijkheden te behoeden en te bewaren, verscholen voor uw ruwe ogen. Zij verlenen de wijn van zijn mond een geuriger smaak, en het groen van zijn baard op zijn zilveren wangen voegt er een vrolijke kleur bij, om ons te bekoren!"

Het verhaal vervolgt met een uiteenzetting van Sett Zahia, waarin de lof der meisjes wordt bezongen en waarin de jongensliefde van de sjeik wordt aangeduid als een niet uit te roeien slechte gewoonte van de Arabieren, hetgeen er op wijst dat homoseksualiteit geen Westers importartikel is, maar een levenswijze die als het ware vastgebakken zit in de Arabische cultuur - zo sterk dat zelfs de Profeet sprak over 'een koppig volk', dat hij weliswaar terecht wees, maar niet openlijk veroordeelde.

"And round about them (in Paradise) will serve boys of everlasting youth. If you see them, you would think them scattered pearls." Quran 76:19

Rising star has come long way since ‘shy’ youth
Dania al-Khatib prepares to launch new CD at Virgin Megastore

Dania al-Khatib says she “couldn’t believe it” when international music company EMI in Dubai first asked her to record a song, back in 1996.
“Since my childhood I’ve had an interest in singing,” the young Lebanese artist says. “It was like heaven’s gates opened in front of me.”
Wearing jeans and no makeup, hardly a common look for an Arab star, the young singer-composer seemed relaxed as she spoke about stardom.
“As a teenager I was very shy,” she says. “I would spend hours recording music in my room. I would sing for my mom and dad but never in public.”
Now, however, Khatib is in Lebanon to launch her third CD, entitled Dania.

Her latest album includes a number of original songs with lyrics written by Elias Nasser, the Arab songwriter and poet. Most interestingly, however, the album features the song Al-Hilwa Di, originally sung by Egyptian Sayyed Darwish. The song is about a beautiful, young, poverty-stricken woman who lives in Egypt but hasn’t lost her hope in life because of her belief in God.
“I chose this song because it has beautiful lyrics that talk about the poverty in Egypt,” Khatib explains. “What is interesting is that these people still had a lot of hope and believed that Allah would help them out of their misery.”

Raghda Mugharbil - Special to the Daily Star


Egyptian perfumes and cosmetics

Five exhibitions of Egyptian perfumes and cosmetics have been opened simultaneously in Cairo and Paris, in a bid to further cultural ties between Egypt and France. Nevine El-Aref took in the aroma.

Why did Egypt and France choose to celebrate their relations using perfumes and cosmetics? Was it because love stories often start with fragrances? Or because they played such an important part in religious rituals and contemporary life in ancient Egypt? Indeed, some of those ancient essences and fragrances, known to men and women throughout millennia, are used to this day in mosques and churches and sold in Egyptian bazaars.

Al-Ahram Weekly, april 2002

Amal Arafeh despises greedy and stupid men

Syrian actress Amal Arafeh revealed that she does not mind working in the cinema, television series, or on stage, stressing that she is different from others while acting in the sense that she is very romantic. She added that her passion will always be musical performance and singing.
According to the Qatar based daily, Al Raya, in a personal interview Amal revealed that she despises men who are greedy, stupid, and cold. She added that even if she was sitting in a waiting room across such men she could not take it.

Arafeh’s talents were passed on to her from her great father Suheil Arafeh. She is one of the prominent Syrian singers, who started singing national songs composed by her father. Then she started a successful acting career playing significant roles in a number of Syrian TV series, like “Eileh Khams Njoum” (A Five Stars Family), and “Khan al Harir” (Al Harir Inn).
Amal's most recent work is the TV drama series “Thikrayat Al Zaman Al Kadem” (Memories of the Upcoming Era). (syrialive.net 14-2-2004)